Verrassingen in de Trompowsky-opening

In mijn 43-jarige schaakcarrière trof ik twee tegenstanders, die na afloop van de partij bijna 'gillend' wegliepen en die ik daarna ook niet weer zag.
Spoorloos, klapperende deuren in de verte en als het ware in rook opgegaan waren ze. Eenzaam en alleen bleef ik achter. Klaar om de partij nog eens rustig te analyseren, maar het mocht er dus niet van komen.
Het is een beetje raar gevoel soms als de tegenstander je dit niet gunt. Toch vertrokken beiden wel met een nul aan hun broek of rok. 'Verbaasd me niets, dat ze bij jou weglopen', zullen nu sommigen denken.
Laat nu uitgerekend één van de twee ook nog een oud-Nederlands kampioene (meisjes tot 20 jaar) zijn t.w. Arjette Cameron. Op Wikipedia zag ik, dat ze in 1999 het bord aan de wilgen heeft gehangen. Het zou toch niet zo zijn, denk je dan, dat onze partij ........... Nee, laten we ook deze gedachte maar als onzin beschouwen.
Afgelopen weekend trof ik een oud clubblaadje aan van de SC Assen. Daarin een in april 1996 gespeelde partij tegen de tweede in rook opgegane persoon. Het was een NOSBO-wedstrijd in de laatste ronde van het seizoen 1995-1996 en het bleek op verzoek van vermoedelijk de Asser teamcaptain door mij zelf destijds in het kort te zijn becommentarieerd.
De tegenstander was Jan Posthoorn uit Assen en met ruim 1800 ratingpunten toch geen zwakke broeder. De opening de Trompowsky. Voor vele schakers toch altijd een beetje onbekend terrein en zeker met de variant, die ik zelf bedacht had, maar later pas als redelijk speelbaar bevestigd kreeg door een grootmeester. Grootmeester Julian Hodgson paste de zet zelfs vaak toe. Zoiets is nog eens goed voor je zelfvertrouwen.
Ook in onze partij begreep ik al snel, dat mijn tegenstander op totaal onbekend terrein was. Het werd een korte maar hevige hakpartij met een fraai slot. Jan schaakt desondanks nog steeds.